Hoe toegankelijk is het sociaal domein van Weststellingwerf?
Yta wil heel graag paardrijden. Maar wie brengt haar?
Yta was te gast bij Paul de Leeuw. Yta heeft het syndroom van Down. Ze is eind veertig. Ze is spontaan. Ze praat makkelijk. En ze is soms een beetje brutaal. Ze woont samen met haar vriend.
Ze werkt bij de LFB. De LFB komt op voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Ze schreef ook een boek over haar leven. Dat deed ze voor de LFB. Yta rijdt paard. Ze is zelfs op televisie geweest! Ze was te gast bij Paul de Leeuw. Ze krijgt een paar uur per week begeleiding. Haar broer is haar bewindvoerder. Hij regelt haar geldzaken.
Yta wil hulp om naar paardrijden te gaan
Yta bedenkt een vraag. De vraag had bijna echt kunnen zijn. De begeleider van Yta schrijft haar vraag op.
‘Ik ga elke vrijdagavond om 20.00 uur paardrijden bij Stal Sibma in Rottum. Mijn verloofde Peter en ik gaan samen met de auto. Peter heeft een rijbewijs. Peter is alleen gevallen bij het paardrijden. Hij heeft zijn schouder en rug bezeerd. Het duurt wel twee maanden, voordat hij weer beter is. Nu kan ik niet met de auto naar paardrijden. Ik kan er niet komen met het openbaar vervoer. De bussen rijden dan niet meer. Paardrijden is erg belangrijk voor mij. Ik word er rustig van.’
Yta gaat voor het onderzoek eerst naar het gemeentehuis in Wolvega. Dan gaat ze naar het gebiedsteam Noordwolde. Het gebiedsteam helpt mensen uit de buurt. Tenslotte krijgt ze een brief van de gemeente.
Deel 1: Eerst naar het gemeentehuis
Yta gaat op een dinsdagochtend naar het gemeentehuis van Wolvega. Ze gaat samen met haar begeleider. Ze loopt naar binnen. Ze weet alleen even niet wat ze moet zeggen. Haar begeleider doet daarom alsof hij iets vergeten is. Ze lopen weer naar buiten.
Dan weet Yta wel wat ze moet zeggen. Ze lopen weer naar binnen. Ze moet dan even wachten. Ze spreekt een mevrouw aan de balie. Yta zegt dat Peter van zijn paard is gevallen. Alles doet pijn. Ze kunnen nu niet meer met de auto naar paardrijden.
Yta moet even wachten
De mevrouw vraagt of Yta even kan wachten. Ze zoekt wat op. Dan vraagt ze of Yta en haar begeleider even kunnen gaan zitten. Het duurt niet lang, voordat de mevrouw terug is. Yta krijgt een formulier met een envelop. Ze kan de envelop gebruiken om het formulier terug te sturen.
De mevrouw luistert goed naar Yta
Yta vond het gesprek goed gaan. Ze heeft echt wat aan het formulier. De mevrouw heeft het formulier niet uitgelegd. Toch snapt Yta alles. Ze weet dat ze het formulier moet invullen.
Yta vindt dat de mevrouw haar goed heeft geholpen. Ze vindt dat de mevrouw netjes was. De mevrouw luisterde goed naar Yta. Ze praatte met Yta. Ze praatte niet met haar begeleider. Ze nam de tijd voor Yta. Ze sprak in gemakkelijke taal. Ze sprak duidelijk. Yta vond het fijn dat ze konden gaan zitten. Haar begeleider vindt dat de mevrouw nog wat meer vragen had kunnen stellen.
Yta vindt sommige woorden moeilijk
Yta vult zelf het formulier in. Dit formulier heet ‘Meldingsformulier Wet Maatschappelijke Opvang’. Haar begeleider helpt maar een klein beetje. Yta heeft haar burgerservicenummer zelf ingevuld. Elke Nederlander heeft zo’n nummer. Ze moet het nummer wel zoeken. Het staat in haar paspoort. Haar begeleider legt uit waar het staat.
Yta vindt sommige vragen moeilijk. Wat betekenen ‘geslacht’ en ‘burgerlijke staat’ bijvoorbeeld. Ook vraag 2 snapt Yta niet. Er staat: ‘Op welk gebied heeft u hulp nodig?’ ‘Wat betekent ‘gebied’, vraagt Yta zich af. Yta vindt het geen makkelijke taal.
Yta schrijft ook de gegevens van haar broer op het formulier. De gemeente kan contact opnemen met hem en niet met haar. Yta is trots dat ze het formulier zelf heeft ingevuld. Ze had het nog nooit zelf gedaan. Yta doet het formulier dan op de post.
Deel 2: Yta gaat naar het gebiedsteam Noordwolde
Yta gaat diezelfde middag naar de balie van het gebiedsteam in Noordwolde. Het gebiedsteam helpt mensen uit de buurt. Ze gaat samen met haar begeleider. Misschien kunnen ze daar ook geholpen worden.
Yta en haar begeleider weten niet goed waar ze heen moeten. Ze komen bij een raampje dat opengeschoven kon worden. Er zit een meneer achter. Hij schuift het raampje open. Yta stelt haar vraag.
Yta begrijpt niet alles gelijk
De man zegt: ‘Ik kom zo bij u.’ Hij schuift het raampje weer dicht. Hij zegt niet dat ze even kunnen gaan zitten. Hij spreekt achter het raampje met een collega. Dan komt hij de gang in lopen. Hij gaat bij Yta staan.
Yta begrijpt niet alles gelijk. De man praat met veel moeilijke woorden. Yta zegt dat ze het niet snapt. Dan begint hij makkelijker te praten. Het is maar voor even. Hij gebruikt al snel weer moeilijke woorden. Hij legt ze niet uit.
De man stelt veel vragen
De man stelt veel vragen: ‘Kan je familie je niet brengen?’ Yta zegt dat haar familie ver weg woont. ‘Kan je een taxi nemen?’, vraagt de man. Yta zegt dat het te duur is. De bus is ook te duur.
Dan zegt de man: ‘Dan moet je een belbus regelen. Je kunt bellen naar de belbus. Dan komt de bus je ophalen.’ Maar Yta zegt dat dat ook te duur is. ‘Kan je niet lopen?’, vraagt de man. Yta zegt dat het te ver is. Ze zegt: ‘Wat niet gaat, gaat niet.’
De man kan niets voor Yta doen
De man zegt dat hij niks kan doen voor Yta. ‘Ze kan wel een formulier invullen’, zegt hij. ‘Maar ze kunnen toch niets voor je doen.’ Yta zegt dat ze hulp nodig heeft. Ze blijft netjes. Maar ‘Yta moet het zelf regelen’, zegt hij.
Yta vindt hem erg streng. De man stelt veel vragen. De vragen staan ook op het formulier dat Yta eerder invulde. Maar hij stelt geen vragen over wat Yta niet kan. Hij vraagt niet of Yta eigenlijk wel met de bus kan. Deze keer krijgt ze het formulier niet.
Haar begeleider is boos
Haar begeleider is ook boos. De man praatte soms tegen Yta alsof hij tegen een kind praat. De toon was ook niet fijn. Ze vindt dat ook.
De man luisterde niet naar Yta. Hij liet haar niet uitpraten. Hij vertelde keer op keer hetzelfde. Yta vindt het niet fijn dat ze niet mochten zitten. Ze is niet goed geholpen. Totaal niet. De man wilde van haar af, denkt ze na het gesprek. Hij nam geen tijd voor haar. Yta zegt: ‘Het was me wat!’ Yta moet nu zelf op zoek naar een oplossing.
Deel 3: Een brief van de gemeente! Maar wat staat erin?
Dan krijgt Yta een brief van de gemeente. Haar formulier is ontvangen. Ze snapt niet alles wat er in de brief staat. Ze vindt het een belangrijke brief. Dat komt door de woorden ‘contact’ en ‘afspraak’. De woorden ‘cliëntondersteuning’ en ‘afdoeningstermijn’ snapt ze niet. Ze weet ook niet wat een ‘vlechtwerker’ is. ’Ik heb daarvoor een woordenboek nodig’, zegt ze.
Ze snapt dat er een persoonlijk plan moet komen. Ze wil dat wel maken. Ze heeft alleen wel hulp nodig. Yta heeft nog nooit zo’n plan gemaakt. Yta weet dat er een gesprek komt met de gemeente. Ze wil graag iemand meenemen die haar kan helpen.
Ze weet alleen niet wat de volgende stap is. Misschien neemt de mevrouw die de brief schreef contact op? Yta vindt de brief te moeilijk. De taal moet makkelijker. En de brief moet korter. Yta wordt gebeld, staat er in de brief. Maar ze moeten haar broer bellen. Yta had het op het formulier geschreven.
Yta kan gelukkig wel gaan paardrijden
Haar broer wordt dan gebeld door de gemeente. Ze stellen hem vragen. Hij beantwoordt ze. Dan zeggen ze: Yta kan geen hulp krijgen. De gemeente betaalt geen taxi voor Yta. Dat komt omdat het een tijdelijk probleem is. Yta kan terecht bij Griffioenbus. De Griffioenbus is de belbus.
Als de vraag echt was, kon Yta even niet paardrijden. Gelukkig is er niets met Peter. Ze gaat vrijdagavond gewoon weer paardrijden.
In het kort: Yta is goed geholpen op het gemeentehuis. Maar bij het gebiedsteam niet.
Yta is op het gemeentehuis goed geholpen. De mevrouw heeft goed naar haar geluisterd. Ze had wel meer vragen kunnen stellen. De mevrouw gaf een formulier mee. Het formulier had een paar moeilijke woorden. Yta was trots: ze vulde het formulier zelf in.
Het bezoek aan het gebiedsteam is geen succes
Het gebiedsteam heeft Yta niet goed geholpen. De man vertelde haar keer op keer hetzelfde. Hij liet haar niet uitpraten.
Yta kreeg een brief van de gemeente. Die brief had heel moeilijke woorden, zoals ‘afdoeningstermijn’ en ‘vlechtwerker’. Yta begreep ook niet wat de volgende stap was.
Yta snapt wel: de gemeente kan Yta niet helpen met het vervoer. Omdat ze alleen een tijdelijk probleem heeft.
Na afloop: man is ook niet tevreden over geboden hulp
De inspecties en Yta hebben met de mensen van de gemeente nagepraat. De man van het gebiedsteam begrijpt dat Yta niet blij was. Hij had die dag haast. Hij had een spoedklus. Hij is zelf ook niet blij.